vrijdag 24 mei 2024

5.2 Passanten in het achttiende-eeuwse Vorden

5.2.1 Vorden
"We gaan de IJssel over, acht kilometer landinwaarts, dat wil zeggen zo'n 'twee uren gaans' in een tijd dat alle wegen van zand waren, en de beken ongehinderd het land konden overstromen. Toen de koster met het weiden van een kalf betaald kon worden voor een begrafenis, en een griepaanval zomaar drie of vier kinderen uit één gezin binnen een paar dagen weg maaide. Toen de bouwvrouw op Groot Lebbink, Jenneken Derksen, sinds kort weduwe van Evert Wesselink, met vijf 'onnosele kinderen', van de scholtis toestemming kreeg om veertien dagen lang geld op te halen, omdat haar boerderij in vlammen
was opgegaan." [citaat uit scriptie]

De Vordense bevolking bestaat uit meerdere lagen. In het feodale Vorden bezat landadel al eeuwen het merendeel van de grond, die aan grote boeren, aan keuters en aan dorpelingen verpacht werd. Vorden was boerenland, zelfs 'de niet-agrariërs waren soms nog een beetje boer'. De helft van de bevolking was arm tot zeer arm. Dagloners, knechten, meiden en dienstboden waren afhankelijk van de luimen van de heren en de goedgeefsheid van de diaconie. Met lage lonen en hoge voedselprijzen moesten zij een deel hun eigen voedsel in hun tuintje of akkertje verbouwd hebben. De meeste hadden ook één of enkele runderen en een varken. Naast - meest landbouwgerichte - ambachtslieden waren er ook neringdoenden, publieke en kerkelijke functionarissen en renteniers. En tenslotte was er nog een treurige restgroep die niet of niet meer werken kon. Als de familie niet voor opvang kon zorgen werden de door de diaconie bedeelden in de kost gedaan bij boeren.

De Van den Bergen bewegen zich tussen de keuter en de allerarmste, een enkele keer wonend op de katerstede Snippenvanger dus als keuter, naast ambachtslieden als timmerman en metselaar en als knecht op [Meulmans hoeve?].

Na vijf generaties vertrekken de laatste Van den Bergen uit Vorden, Gerrit Jan (V.) als soldaat naar overal en nergens, zijn broer Hendrik Jan naar Zutphen. De namen Piper en Pijper, vermoedelijk als Pieper uitgesproken, komen nog tot circa 1740 voor in de kerkelijke registers, zelfs tot ver in de negentiende eeuw in erfpachtgegevens, maar vanaf ongeveer 1720 komt Van den Berg met varianten als Ten Berge en Barge voor in de archiefstukken.
De familie en schoonfamilies woonden vanaf de derde generatie vrijwel allen in de buurt van de huidige Baakseweg in de wijk Veldwijk. 

5.2.2 Stamlijst Vordense Van den Bergen
Een stamlijst toont per generatie de belangrijkste persoon. Jan (Gerritsen) Pipers (I.) markeert het beginpunt en Garrit Jan van den Berg (V.) het eindpunt van de passanten Van den Berg in Vorden.
I. Jan (Gerritsen) Pijpers, afkomstig uit Südlohn (Noordrijn-Westfalen, Duitsland),
begraven 19 mei 1707,
huwelijk 24 november 1667 met
Hendersken Gertsen, gedoopt 18 augustus 1640,
begraven 24 januari 1721, weduwe van Reijnt Berentsen.

II. Gerrit (Janssen) van den Berg, gedoopt 4 oktober 1674,
begraven 29 mei 1744,
huwelijk vóór 28 maart 1699 met
Jenneken Noordinx, begraven 16 december 1728.

III. Garrit ten Barge, gedoopt 3 april 1705,
begraven 11 december 1783,
huwelijk 14 maart 1732 met
Janna Schothorst, gedoopt 6 maart 1711, begraven 26 december 1778.

IV. Gerrit van den Berg, gedoopt 7 april 1745,
begraven 31 januari 1791,
huwelijk 16 april 1778 met
Hendrica Velthorst, gedoopt 17 januari 1751, begraven 7 oktober 1810, hertrouwd met Peter Romville.

V. Garrit Jan van den Berg, kanonnier, krijgsgevangene en marine soldaat in Engeland, foerier, gedoopt 29 oktober 1778, overleden 2 juli 1815 te Maastricht,
huwelijk vóór 6 maart 1815 met
Johanna Christina de Rijk, gedoopt 24 december 1786 te Doesburg, overleden 1 maart 1867 te Doesburg, hertrouwd te Doesburg met Hendrik Visser, kleermaker en militair.

VI. Christiaan van den Berg Sr., milicien, leidekker,
geboren te Maastricht op 6 maart 1815, overleden te Nijmegen op 29 juni 1848.
huwelijk met
Antonia Johanna Arts, geboren 2 januari 1814 te Nijmegen, overleden te Schiedam, maar wonend te Nijmegen, op 24 augustus 1890.

5.2.3. Eerste generatie
Jan Pipers uit Zutloon, de eerste Vordense Van den Berg
Jan, de zoon van Gerrit Pipers, is rooms-katholiek gedoopt, zoals vrijwel iedereen in Südlohn, een zogenaamde wigbolt, kleiner dan een stad maar met stadsrechten in het Münsterland. Jan trouwt op 24 nov 1667 met de nederduits-gereformeerde Hendersken Gerrits Vorschot, weduwe van de uit Zwiep afkomstige Reijnt Berendsen Timmerman. Zij is als dochter van Gerrit op Voorschodt op 18 augustus 1640 gedoopt. Voorschot is een katerstede, het boerderijtje van een keuterboer. Het lag dichtbij de kruising van de huidige Ornsteinseweg met het spoorlijntje.

Jan was anders dan de meeste andere inkomende en vertrekkende Vordenaren. Die verhuisden van of naar de omliggende dorpen of de stad Zutphen, maar daar hoorde Südlohn niet bij. Wat had de katholieke Jan dus te zoeken in het protestantse Vorden? Dat de weduwe Hendersken zelf Jan in Duitsland heeft gezocht is niet waarschijnlijk. Meer voor de hand ligt dat Jan een goede kracht en een handige vent was, die een betrouwbare steun kon zijn voor een alleenstaande vrouw. Jan woonde waarschijnlijk al in Vorden in de buurt van Hendersken als knecht bij een boer of in een werkplaats. Van Jan kennen we in de kerkelijke registers van Südlohn eigenlijk alleen de naam Gerrit van zijn vader. En zo weten we dat hij had broers en zussen had met namen als Alken, Hinderich en Hinneken. De link met Südlohn zouden de namen Hendrik en Gerrit van zijn kinderen kunnen zijn. Voor het overige lijkt het erop dat zijn vertrek uit Südlohn een definitieve breuk met Duitsland en zijn familie betekende.

Jan en Hendersken krijgen – tenminste – vier zonen, Gerrit en Tonnis, waarvan een doopdatum bekend is, naast Berent en Hendrik. Van Berent is bekend, dat hij een dochter, Jenneken Pijper, heeft laten dopen en een zoon laten begraven. Hendrik is met Heijltjen Kostees getrouwd en naar Hengelo verhuisd, waarna er in Vorden niets meer van hem is vernomen. Van Tonnis is alleen een doopdatum bekend. Voorouder Gerrit is op 4 oktober 1674 als ‘Jan Pijpers sijn kint genaemt Gerrit’ gedoopt.

Jan overlijdt en wordt op 19 mei 1707 begraven, Hendersken wordt als ‘die oude Pijperse’ op 24 januari 1721 begraven. Wat Jan voor zijn brood deed is niet bekend, maar een rijk man zal hij niet geweest zijn, Jan én Hendersken worden ‘pro Deo’, op kosten van de kerk dus, begraven.
5.2.4 Tweede generatie Gerrit en Jenneken, Pijper wordt Van den Berg
De ouders, Gerrit en Jenneken, komen voor in het lidmatenboek, ergens vóór 1700, maar de datering is niet exact te traceren. Hun trouwdatum is niet te vinden, maar hun relatie is geregistreerd in de koopakte van een huis ‘op de Woert’ op 28 maart 1699. Dit huis staat in de latere boeken als ‘Piepers huis’, hoewel dit nooit een officiële naam van het huis is geweest. De locatie moet ongeveer de hoek van de huidige Komvonderlaan en de huidige Raadhuisstraat zijn.
In de koopakte wordt Gerrit aangeduid met het patroniem Janssen, Jenneken met het toponiem Noordink, een veldnaam die mogelijk verwijst naar een buurtschap boven Hengelo en die vaker in Hengelo voorkomt. Mogelijk is Gerrit Noordink, smid in Vorden, vermeld in 1671 bij de start van het lidmatenregister de vader van Jenneken. [99/234].

Jenneken die op 16 december 1929 op sterven ligt wordt overluid, dat wil zeggen, dat het dorp met klokgelui op de hoogte wordt gesteld. Wanneer zij begraven is wordt niet vermeld, wel wat de kosten zijn namelijk zes stuivers, zeg maar tweede klasse, en hoe er betaald is, drie klinkende stuivers en de rest in natura, te weten een pond boter. Gerrit heeft dus beter geboerd dan zijn vader, maar als hij zelf op 29 mei 1744 op zeventigjarige leeftijd overleden is wordt hij pro Deo begraven. Kennelijk is de familiekapitaal behoorlijk geslonken.

Hoewel Gerrit in vrijwel alle archiefstukken nog ‘Pijper’ wordt genoemd, tot zelfs in zijn begraafinschrijving, wordt hij bij een erfeniskwestie door de gerechtsman aangeduid als ‘Gerrit Ten Berghe alias Pieper’.
Gerrit en Jenneken krijgen vijf kinderen: Willem, Jasperina, Gerrit, Jan en een kind dat zonder naamsvermelding begraven is. Willem en Jan trouwen met de zusjes Snippenvanger, Jasperina is zoals we zullen zien een geval apart en Gerrit zet de voorouderlijn voort.

5.2.5 Dochter Jasperina van Gerrit, loeder, pleegzuster, wildebras of onnozel gansje?
Dochter Jasperina van Gerrit en Jenneken heeft in de archieven aanmerkelijk meer sporen achtergelaten dan haar ouders en broers. Jasperina Gerritsen wordt op 9 april 1719 als lidmaat van de nederduits-gereformeerde kerk in Vorden aangenomen. Ze zal dus rond 1706 geboren zijn. Op 13 november 1725 als ongeveer 19-jarige trouwt zij in de Grote Kerk te Zutphen met Barent Masterlant. Niets bijzonders, ware het niet dat vrijgezel Barent, die op 31 januari 1669 te Utrecht geboren is, 57 jaar oud was. Jasperina woont bij het aantekenen al in Zutphen; welk beroep zij had is niet bekend. Hoe Barent en Jasperina elkaar hebben leren kennen blijft een raadsel. Maar dat zij zoals veel eenvoudige dorpsmeisjes meid was, en wel bij Barent is een mogelijkheid.

Barent was mogelijk een beetje ‘raar’. Barent met zus Margriet en broer Roelof hebben al vroeg hun vader verloren en zullen geen gemakkelijk leven in Zutphen gehad hebben. Als ‘kleine’ burgers hadden zij weliswaar enig vermogen. Roelof is zijn hele leven vrijgezel gebleven. Margriet kreeg twee kinderen, maar overleed ook al jong. Haar zoon kon voor dominee studeren in Harderwijk, dat toen nog een universiteitsstad was. Zoals uit de notariële akten blijkt ging men dus heel zorgvuldig met het vermogen om. Het lijkt wel of Barent met of door Jasperina de kolder in de kop heeft gekregen. Waarom valt een jonge meid op een man die de middelbare leeftijd al lang voorbij is. Of is de ‘vermogende’ Barent een huwelijk in geluisd?

Na het huwelijk verhuist de op het oog honkvaste echtgenoot met zijn jonge vrouw binnen enkele jaren naar ver van Zutphen gelegen oorden. Op 10 maart 1728 wordt Barent als lidmaat in Hoorn met attestatie van Zutphen aangenomen. Jasperina is waarschijnlijk met hem mee verhuisd, zij wordt op 16 maart 1729 als lidmaat ingeschreven als ‘Jasperina Gerrits van Vorden’.

Utrecht, Springweg-Visserssteeg

De koop van een huis in Utrecht op 19 juli 1729 en de verkoop daarvan nog geen half jaar later op 11 november 1729 doet vermoeden dat het echtpaar even in Utrecht heeft gewoond. Bij de verkoop woont Barent – weer? - in Hoorn. De locatie van dit huis aan de oostzijde van de Springweg, zuidhoek Visscherssteeg, zou er op kunnen wijzen dat Barend een koopman is, wat wel overeenkomt met de stand van zijn vader, die ‘varver’, huisschilder, was en van zijn familie in Utrecht die een herberg runde. Wanneer het echtpaar weer in Zutphen terug is niet bekend, maar lang heeft het er niet gewoond. Op 11 oktober 1731 overlijdt Barent. Wat Jasperina toen bezield mag hebben is niet duidelijk, in een rechterlijk stuk staat dat zij met het lijk van Barend en met het nodige van waarde naar haar vader in Vorden is gegaan. Hier wordt Barend ‘aen Garradt Piepers huis’ in Vorden begraven. De begrafeniskosten bedragen 6 stuivers, de op een na laagste klasse, wat overeenkomt met het beeld van Barends stand.
Een voor Jasperina gunstig testament is er waarschijnlijk niet, want anders had zij Barents waardevolle spullen niet naar Vorden mee hoeven te nemen om zo wat zij als haar eigendom zag veilig te stellen. Maar de erfgenamen van Barent zijn het hier uiteraard niet mee eens. Roelof Masterlant en Margriet Masterlants weduwnaar Gerrit van Campen als voogd van haar kinderen eisen via het gericht dat Jasperina een volledige inventaris maakt van de nagelaten goederen en waardepapieren van Barent, zodat zij alsnog de erfenis kunnen krijgen.

Hoe de erfeniskwestie is afgelopen is niet bekend. Jasperina zal echter niet lang gerouwd hebben, want binnen een jaar is zij al weer getrouwd. Op 8 augustus 1732 vindt te Vorden het huwelijk plaats van weduwe Jasperina met vrijgezel Henderik ter Maat uit Dieren. Het koppel gaat in Vorden wonen. In 1733 meldt de dominee dat Jasperina als lidmaat is weergekeerd en op 30 oktober 1735 wordt een dochter Agnis gedoopt. Hierna verdwijnen vader en kind uit de boeken, maar Jasperina vertrekt in 1736 naar Schoorl, wat Vorden nog bevestigt met een attestatie in 1737.

Het laatste wat van Jasperina vernomen is is haar begrafenis. Met haar meisjesnaam, Jasperina van den Berg, wordt zij als ‘onvermogende’ op 5 augustus 1765 in Alkmaar van de armen begraven.

5.2.6 Jan en Willem trouwen de zusjes Snippenvanger
De broers Jan en Willem van Jasperina van den Berg trouwen met de zusjes Snippenvanger. De voormalige katerstede Snippenvanger is een thans een charmant woonboerderijtje midden in het open land aan de huidige Kruisdijk op het landgoed Hackfort, thans in eigendom van de Vereniging Natuurmonumenten.
De oudste vermelding van een snippenvanger is de begrafenis van ‘Den Snippenvanger’ op 9 september 1679. De overledene zou de grootvader of overgrootvader van de zusjes Jacomina en Stijntjen kunnen zijn. De Vordense heemkundekring houdt het er op, dat de landheer van Hackfort graag snip op het menu had en daarvoor een speciale vanger in dienst had. Als aanduiding voor diens ‘beroep’ is de naam waarschijnlijk overgegaan op zijn woning en daarna - soms als ‘op den Snippenvanger’ geschreven - gebruikt voor de bewoners, ongeacht of ze afstammeling of aangetrouwd waren.

De oudste met name genoemde Snippenvanger is grootvader Berent Geurtzen op Snippenvanger, die dus of een zoon van of dezelfde persoon als de hiervoor vermelde voornaamloze ‘Den Snippenvanger’ is. Berent kreeg één zoon en drie dochters. Dochter Tonnisken Berentzen Snippenvanger trouwt op 20 juni 1711 met Egbert Jacobs en blijft met hem op de boerderij wonen. Broer Jan en zussen Marrie en Jenneken vertrekken na hun huwelijk vermoedelijk van huis en worden niet langer met Snippenvanger aangeduid. Tonnisken en Egbert krijgen twee dochters, Jacomina en Stijntjen: de zusjes Snippenvanger.

Jacomina is net 15 geworden als zij in 1729 trouwt met de zevenentwintigjarige Willem van den Berg, haar ouders zijn dan reeds overleden. Wellicht heeft zij als wees bij Willem troost en veiligheid gevonden. Het echtpaar krijgt zeven kinderen, van wie slechts de hierna genoemde twee kinderen Janna en Egbert in de latere registers voorkomen.
Dochter Janna moet een moeilijk leven gehad hebben, geestelijk gehandicapt: ‘onwijs’ dan wel ‘innocent’ in de taal van de kerkelijke registers. Als zij 21 jaar is wordt zij verleid, wellicht zelfs verkracht, zoals blijkt uit de doop van haar zoontje Hendrik. Dit kind is twee jaar later overleden. Janna heeft tot 1811 geleefd, ongetrouwd gebleven en ondersteund door de diaconie, zoals in haar overlijdensakte staat.
Zoon Egbert is getrouwd met de vermoedelijk uit Warnsveld afkomstige Megtelina Meijerink 1. Hun oudste kind is gedoopt in Steenderen, de andere kinderen zijn gedoopt in Warnsveld. Bij de doop van de jongste kinderen staat vermeld dat de vader ‘ter zeevaert’ is.
Egberts jongste dochter Maria trouwt met de roomse Derk Boa. Het stel woont bij aantekenen op 29 mei 1778 in Vorden, maar de proclamaties zijn ook te Nijmegen, Zutphen en Warnsveld gedaan. Bij het aantekenen had het stel al een kind waarvoor de bruidegom belooft het in de gereformeerde godsdienst te zullen opvoeden. Dit kind is begraven op 6 februari 1779. Er worden nog twee kinderen Willem en Theodora 2 geboren die naar de grootouders zijn vernoemd. Maria overlijdt al in 1783.

Hoe lang het Willem en Jacomina op Snippenvanger gewoond hebben is niet helemaal duidelijk. Bij de dopen in 1731 en 1734 wordt ‘de Snippenvanger’ nog genoemd, maar vanaf 1739 niet meer. Als zij overlijden, Willem in 1776 en Jacomina in 1781, worden zij in het begraafregister Van den Berg genoemd, er wordt dus überhaupt niet meer naar Snippenvanger verwezen. Vanaf 1757 worden de nieuwe bewoners op hun beurt naar de boerderijnaam verwezen: de familie ‘Alofs/Arendzen op Snippenvanger’.

De twintigjarige Stijntjen, Christina, de zus van Jacomina Snippenvanger - trouwt in 1736 met de zesentwintigjarige Jan van den Barg, broer van haar zwager Willem. Jan en Stijntjen krijgen 5 kinderen, waarvan er twee al heel jong overlijden. Van de drie andere kinderen zijn naast de doopgegevens geen gegevens gevonden. Vermoedelijk is het echtpaar ingetrokken in het huis – ‘op de Woert’ - van Gerrit en Jenneken van den Berg-Noordink. Nergens is expliciet geschreven wat Jan voor de kost doet, wellicht was hij keuter, wat afgeleid zou kunnen worden uit het bezit van een klein landje, het ‘Mimsters stukke genaamt: onder Vorden in den Woesten Enk tussen de landen van den Heere Hoppenbrouwer en de Weduwe Lentinks’ dat zij in 1739 verhypothekeren om een lening van 150 guldens te krijgen. De lening is in 1759 afgelost, en dan is vader Jan al in 1747 als armoedzaaier pro deo begraven. Stijntjen hertrouwt met Garret Wesselink in 1748.

De takken van Jan en Willem van den Bergen komen na hun overlijden niet meer in Vorden voor.
5.2.7 Broer Gerrit zet met Janna Schothorst de stam voort
Mijn voorouder Gerrit, de broer van Jan en Willem, trouwt op 14 maart 1732 met Johanna (Janna) Hendriks Schothorst. De naam van de boerderij, Schothorst in dit geval, illustreert de naamgeving van de personen, waarbij de bewoner de naam van de boerderij krijgt, ongeacht of hij zoon, schoonzoon of nieuwe bewoner van de boerderij is. Vaak maar lang niet altijd wordt dit verduidelijkt met het voorzetsel ‘op’, dus ‘op de Schothost’. Maar voor de koster was het voldoende duidelijk wie de rekening kreeg als hij ‘Schothorst sien kint’ had begraven. En zo wordt voorouder Altjen Jansen Leuink op enig moment ‘Altjen Jansen, de weduwe van Hermen Bertels wonend op Scothorst’. Bij haar eerste huwelijk, met Hermen Bertels, is er nog geen vermelding van Schothorst, noch bij bruid, noch bij bruidegom. Waarschijnlijk zijn Hermen en Atjen als nieuwe bewoners op Schothorst gaan wonen nadat de nazaten van ‘Jan de muller (molenaar) van Hackfort op Schothorst’ naar elders zijn vertrokken of wellicht uitgestorven. Altjen hertrouwt in 1681 met Tonnis Jansen Wennekink, die dus vanaf zijn trouwen Tonnis Jansen Schothorst heet. Tonnis en Altjen krijgen drie kinderen, Jenneken, Hermken en Hendrik. Hendrik wordt de vader van Janna Hendriks Schothorst.

Waarschijnlijk was het huwelijk van Johanna Hendriks Schothorst met Gerrit Ten Berghe alias Pieper niet helemaal vanzelfsprekend, mogelijk zelfs geforceerd – het eerste kind is 6 weken ‘te vroeg’ geboren. Vader Hendrik was mogelijk gerigtsman, zijn naam komt als zodanig voor. Janna en de dan al 24-jarige Gerrit doen pas in 1729 belijdenis. Het paar zal ongetwijfeld in de nederduits-gereformeerde gemeente getrouwd zijn, maar er is geen aantekening gevonden in het trouwboek. Maar er is, uniek in mijn familiegeschiedenis, sprake van huwelijkse voorwaarden 3. Deze voorwaarden komen drie jaar na het huwelijk aan het licht wanneer Gerrits ouders en broers bekennen aan het echtpaar een bedrag van 125 Carolus guldens schuldig te zijn uit die huwelijksvoorwaarde. Als zekerheid wordt ingebracht een ‘seker stukjen bouwlant het Kaelenstukjen genaamd onder desen scholtampte van Zutphen, Kerspel Vorden en in den Woesten Enk gelegen tussen de landerijen van de bouwluijden Heijink en Woesten Enk’. Deze voorwaarden benadrukken het unieke van deze trouwerij; nergens is informatie gevonden dat de broers Jan en Willem ook een huwelijksbijdrage hebben gekregen.
Mogelijk heeft schoonvader Hendrik Schothorst wel een tegenprestatie bedongen voor zijn huwelijkstoestemming. Uit de aantekeningen van de begrafenis van zijn beide schoonouders blijkt dat Gerrit de rekening moet betalen.

Niet echt goed geboerd
De koop, verkoop en leningen tegen onderpand van ‘stukjes bouwlant’ wijzen er op dat Gerrit, en ook zijn broer Jan, mogelijk naast andere werkzaamheden, geboerd hebben. Of Gerrit uit het goede boerenhout was gesneden valt te betwijfelen. De leningen zijn, zoals vastgelegd zijn in de archieven, niet afgelost, waarbij dus het onderpand verkocht moest worden of verviel aan de geldverschaffer. Met twaalf kinderen, waarvan er verschillende al vroeg gestorven zijn, waren er heel wat monden te vullen. Van slechts twee kinderen, te weten Dina (‘Klasina’?) en Gerrit zijn trouwgegevens gevonden. Het is dan ook nog treurig te lezen dat zowel Janna als Gerrit ‘pro deo’ dus in armoede en op kosten van de gemeente zijn begraven.

5.2.8 Generatie drie, met de familie Velhorst, een verhaal apart
Zoon Gerrit uit generatie twee trouwt met Henrika Velhorst. Velhorst is een landgoed noordelijk van Vorden, bestuurlijk vallend onder Lochem. De eerst vermelde Velhorst in de kerkelijke registers van Vorden is Hendrik, van wie we niet meer weten dan dat hij de vader is van Gerrits schoonvader Willem Hendriksen Velhorst, die in 1708 in Vorden trouwt.
 
Wat opvalt aan de familie Velhorst is een aantal onwettige geboortes. Daar werd, en vermoedelijk niet alleen door het kerkvolk, nogal negatief tegen aan gekeken. Zo is er is één doopinschrijving uit 1737 – niet van de Velhorsten - gevonden die dit duidelijk maakt: “haar onegt kind gedoopt na openbare bestraffing voor de gantsche gemeente.”
In de kerkelijke registers valt over de gewone man meestal weinig ‘maatschappelijk relevants’ te vinden. Maar als het om geld draait, is er soms wat te vinden. Zo wil de kerk niet opdraaien voor het onderhoud van zo’n onecht kind, zoals blijkt uit de doop in 1738 van het onecht kind van Maria, de dochter van Willem Velhorst. Haar naam wordt niet vermeld, maar wel noteert de kerk dat het gedoopt is ‘onder protest van dit kind niet tot een last van onse gemeente te willen gerekent hebben’.
Van Maria’s kind zijn geen verdere gegevens gevonden. Willems kleindochter Harmina krijgt een onecht kind, dat bij de doop in 1768 Elsken wordr genaamd. Deze Elsken overlijdt als 75-jarige ongetrouwde vrouw.
Hoe de familie Velhorst zelf tegen deze geboorten aankeek weten we niet. Waren zijn wat los van zeden of zo arm dat het niet uitmaakte, zaten de vrouwen in een kwetsbare positie? Wat we wel zien een onecht kind armoede voor moeder en kind brengt en de kans op de huwelijksmarkt verkleint.

In het huwelijk van voorouders Gerrit van den Berg en Hendrika Velhorst doen zich ook enige opmerkelijke feiten voor. Als zoon Hendrik Jan in 1781 wordt gedoopt is vader Gerrit ‘absent’ en in 1786 wordt Janna Velhorst geboren, een dochter van Gerrits vrouw, maar in overspel verwekt. Gerrit erkent het kind niet. Later krijgt deze Janna zelf ook een onecht kind, Hendrika Adolphina. Janna komt echter toch nog goed terecht in een huwelijk met boerenknecht Harmanus Linterman. Ook Hendrika Adolphina hoeft geen oude vrijster te worden, zij trouwt in 1840 met Evert Zweverink.
Er is ook een geval waarbij een Velhorst er geen been in ziet om met een gedefloreerd meisje te trouwen: Willem Velhorst, een neef van Hendrika [NAZIEN!], trouwt in 1796 met Maria Bijenhof die in 1792 een onechte dochter Hendrika Margaretha heeft gekregen. Deze Hendrika Margaretha trouwt, als 22-jarige met de 44-jarige boer Derk Borgman, en is dus ook niet al te slecht terecht gekomen.
Wanneer nazaat, de 46-jarige Hendrika Velhorst, de ‘weduw ten Barge’ van de derde generatie Gerritten in 1797 hertrouwt met weduwnaar Peter Romville heeft zij nog alle vier kinderen thuis [volkstelling 1795], waaronder de uit vreemd gaan geboren en niet door haar echtgenoot erkende dochter Janna (Sr.). Haar zoon Antonie overlijdt in 1802, Gerrit Jan gaat het land in het leger dienen, en zo zijn Janna, Hendrik Jan en de door de nieuwe bruidegom ingebrachte dochter Hermina rond 1805 de enige thuiswonende kinderen. Hendrika overlijdt in 1810, waarna zoon Hendrik Jan nog tot zijn huwelijk in 1816 bij zijn stiefvader blijft wonen. Als ook Hendrik Jan naar Zutphen verhuist is de naam Van den Berg na 150 jaar verdwenen uit Vorden.
Zowel Hendrika Adolphina als de kinderen Linterman wonen bij Peter Hendrika en blijven in het huis wonen na Peters overlijden in 1830.

5.2.9 Armoe troef
Een beroepsgenealoog zei eens dat alleen van rijke mensen en van criminele families veel details in de archieven zijn te vinden. Van het weinige dat van mijn Vordense voorouders te vinden is valt eigenlijk voornamelijk de armoede op: de pro Deo begravingen en de eerder al genoemde onechte kindertjes. En als het even wat goed lijkt te gaan, zoals Gerrit die met Janna Schothorst in zee gaat, moet hij wel de begrafenis van zijn schoonouders betalen, terwijl hij zelf en zijn vrouw op kosten van de kerk worden begraven. Als er in de Bataafse tijd meer gegevens over de burgers worden vastgelegd zien we dagloners in de familie en grote gezinnen met grootouders, kleinkinderen en schoonkinderen in piepkleine huisjes, de zogenaamde ‘kamers’.

5.2.10 Generatie vier, de uittocht uit Vorden
Gerrit Jan, de oudste zoon van Gerrit en Hendrica van den Berg-Velhorst wordt in 1778 gedoopt en gaat op 4 juni 1796 in het leger als kanonnier bij het Regiment Derde Bataljon Artillerie. Nederland was met steun van dan wel onder druk van Frankrijk de Bataafse Republiek geworden en nam als vazalstaat van Frankrijk deel aan de Eerste en Tweede Coalitie-oorlog, respectievelijk in 1796 en 1799. Gerrit Jan heeft aan beide oorlogen deelgenomen in 1966 in de veldtocht naar Duitsland en Oostenrijk. In 1799 vallen de Engelsen versterkt met Russen in Noord Holland binnen. Gerrit Jan neemt - onlangs bevorderd tot korporaal - deel aan de strijd en overleeft in tegenstelling tot vele tienduizenden gesneuvelden. Vermoedelijk waren boten zijn werkterrein geworden, zoals blijkt uit de notering in het Militaire Stamboek '1797 geëmbarqueerd'.

Tussen deze Engelse inval en die van 1809 op Walcheren worden er geen militaire feiten over Gerrit Jan vermeld. Vermoedelijk is hij direct of dichtbij van huis in het leger gegaan. Bij zijn indiensttreding in 1796 staat Zutphen als woonplaats genoemd. Vermoedelijk tussen 1805 en 1807 is hij te Doesburg met Johanna Christina de Rijk getrouwd. In 1807 overlijdt hun zoontje Derk Jan al twee weken na zijn geboorte. Uit het lidmatenregister blijkt dat hij eind 1805 een attestatie voor 'Vlissingen of elders' heeft gekregen.

Als de Engelsen in 1809 opnieuw invallen, nu op Walcheren, verliezen de Hollanders en de Fransen na een zware strijd. Gerrit Jan wordt krijgsgevangen gemaakt en met vele anderen op de boot naar Engeland gezet.

conduitestaat G.J. van den Berg
De enigszins cryptische opmerking ‘3 jaar 10 maanden als marine soldaat bij de Engelsen met paspoort’ moet als volgt begrepen worden: “Van den Berg was immers krijgsgevangen gemaakt door de Britten in 1809 tijdens de strijd op Walcheren. Vervolgens is hij overgegaan in Britse dienst en heeft hij als ‘marine soldaat’ (marinier) gediend. Dit was echter een vrij gebruikelijke stap, want de omstandigheden waaronder de krijgsgevangen werden vastgehouden waren zo erbarmelijk, dat de meeste lagere rangen graag bij het kruisje tekenden als hen werd gevraagd of ze voor de Britten wilden vechten. Alles om uit die omstandigheden te geraken. “[mail NIMH] Hoe slecht die omstandigheden waren staat op de site van Royal Museums Greenwich, in Google-vertaling: “opeengepakt aan boord van buitgemaakte schepen en in overvolle kazernes, kregen mannen vaak beschimmelde rantsoenen en ontoereikende kleding. Slechte sanitaire voorzieningen en slechte luchtkwaliteit zorgen er ook voor dat ze het risico lopen ziekten op te lopen. ”. Gerrit Jan heeft deze ellende twee maanden doorstaan tot hem een aanstelling bij de Royal Navy werd aangeboden. Als hij uit het Engelse leger wordt ontslagen is dat ‘met paspoort’, eervol zou je ook kunnen zeggen. Dus hij kon bij zijn thuiskomst in Nederland dat weer een koninkrijk is, maar nu zonder Franse controle, in 1814 voor zes jaar als korporaal aangenomen worden. Hij krijgt geen ‘handgeld’ (aanwerfpremie), vermoedelijk omdat hij al militair was. Een paar maanden later wordt hij bevorderd tot foerier bij het garnizoen van Maastricht. In maart 1815 wordt zijn zoontje Christiaan geboren. Hij overlijdt een paar maanden later.

Graag zouden we willen weten hoe zijn ‘grasweduwe’ zich tijdens Gerrit Jans krijgsgevangenschap van en dienst in het Engelse leger heeft weten te redden, maar daar hebben wij helaas geen gegevens over gevonden.

Naspel
Er komt definitief een einde aan passage van de Van den Bergen in Vorden als de broer van Gerrit Jan van den Berg, Henderik Jan geheten, trouwt met Willemina Catharina, de dochter van chirurgijn van Spankeren en met zijn vrouw in Zutphen gaat wonen.