Voor mijn gevoel komt een voorouder dichterbij als je zijn voornaam, of liever nog zijn roepnaam kent. De historische gegevens maken het ons niet gemakkelijk, omdat voor 1811 de pastoor zo veel mogelijk latiniseerde, en na 1811 de burgers vaak zelf latijnse voornamen opgaven bij de burgerlijke stand.
Een vermakelijk geval is de naam Sijke ('Sieke'), zoals de schoonzus van mijn voorouder Jan Seeuwen is genoemd. Sijke, een variant van Sije is een Friese naam, eenstammige verkorting van Germaanse namen met Sigi-, Sî- 'zege, overwinning'. De naam komt niet vaak voor, honderd jaar geleden had nog 0,5 promille van de meisjes deze voornaam, maar thans wordt de 0,1 promille nog niet gehaald. De naam kwam vroeger vaker voor in Noord Nederland dan in het zuiden. Maar, zo schrijft van der Schaar in zijn woordenboek, merkwaardig genoeg ook in de Bommelerwaard. Dus het is heel bijzonder dat deze naam in onze familie voor gekomen is. Dat deze naam een probleem oplevert voor de pastoor blijkt wel uit het feit, dat Sijke onder diverse gelatiniseerde namen in de doopregisters voorkomt: Lucia bij haar eigen doop, Cecilia en Sophia als moeder bij de doop van haar kinderen. Een pastoor die de problemen ontweek schreef haar gewoon als Sijke in.
Dat onze Sijke iets met de Bommelerwaard van doen heeft, is vermoedelijk veroorzaakt doordat bij de dopen in de gezinnen van Peter Dirks Stillens vrouw en dochter van Herman Jans van Oers doopheffer zijn. Herman is uit Opijnen - in de buurt van Zaltbommel - afkomstig.