zondag 2 juli 2017

in memoriam adrianus van den hoeven

Op 27 januari 1887 stond op de voorpagina van de Tilburgsche Courant het in memoriam van mijn overgrootvader Adrianus van den Hoeven.



De tekst luidt als volgt:
Dezer dagen is ons een man ontvallen, die aan niet al te velen in ons midden bekend, en door nog veel minderen gekend was. En toch ware dit laatste vooral hoogst wenschelijk geweest. Laat ons dan, nu hij het afgematte hoofd ter ruste heeft neergevlijd, den sluier lichten die over zijn persoonlijkheid lag heengeworpen, opdat hij, ten minste na zijn sterven, in het volle licht gesteld worde, en in zijn graf de algemeene achting medeneme, die hij reeds hij zijn leven zoo ruimschoots verdiend had.
ADRIANUS VAN DEN HOEVEN,
zóó toch heet de edele man, dien wij bedoelen, die jl. Zondag-morgen zijne ziel aan God wedergaf en wiens stoffelijk overschot heden ten grave gevoerd werd - zag het eerste levenslicht te Utrecht, den 3n Maart 1821. Zijn diep godsdienstige ouders strooiden in zijn hart de eerste zaden van deugd die op vruchtbaren bodem vielen, welig ontkiemden, in latere jaren tot vollen wasdom kwamen en gesteund en bekrachtigd werden door een echt wetenschappelijke vorming, uit de meest vertrouwbare bronnen geput. En toen zijn opvoeding voltooid was, rees hij op ten strijd, met hechte deugd en ware wetenschap gewapend en bezweek niet vóór de dood hem op het slagveld nedersloeg. Sinds arbeidde hij met ongemeenen ijver, in Noord en Zuid, op vele plaatsen en in talrijke verhoudingen. Maar overal en altijd maakte hij zijn zeldzaam groote gaven en sierlijke en vruchtbare pen dienstbaar aan de eer van Hem, die hem alles geschonken had; waar hij verbleef, won hij achting en eerbied; waar hij vertrok, werd zijn heengaan betreurd.

Maar meent nu niet, dat hij altijd op rozen gewandeld heeft; neen! de waardige man, met zijn fier en verheven karakter, heeft op zijn levensweg menige wrange teug gedronken en menigen scherpen doornensteek gevoeld. Hij heeft miskenning, tegenwerking ondervonden, en het is niet onmogelijk, dat ooit een verborgen ijverzucht aan zijn reputatie geknaagd heeft. Doch hij was een man uit één stuk, die, met ijzer sterken wil, onwrikbaar vasthield aan zijn beginsel; die de stormen liet razen; die wèl deed, maar niet omzag. Of de orkaan al om hem bulderde, de donder ratelde, de bliksem zengde, niets lette of deerde hem, mits zijn beginsel, waar hij zijn leven voor zou gegeven hebben, ongeschonden bleef. Ja ! Wat de heidensche dichter vóór eeuwen zong, konde op hem worden toegepast: „dat die rechtvaardige en karaktervaste man, al stortte ook heel de wereld krakend ineen, niet gedeinsd of gevreesd zou hebben, waar hare puinen zijn hoofd overstelpten."

Die handelwijze vond echter haar grond niet in een gevoelloze tastende onverschilligheid. Integendeel hij voelde zeer fijn en zeer diep. Maar hij heiligde zijn meening, bedwong zijn hart, en streed en leed grootmoedig voor en met zijn gekruisten Koning.

Zóó had hij gearbeid, gezwoegd en geleden ook, tot hij vóór circa 5 jaren onder ons optrad als Redacteur van ons blad. Sedert hebben onze lezers de vruchten zijner pen gesmaakt en bewonderd, maat bovenal eerbied moeten koesteren voor zijn karakter en zijn hart. En die pen heeft hij niet vrijwillig neergelegd ; zij is hem slechts door het geweld der ziekte uit de hand geslingerd, toen hij, nu korte maanden geleden, zuchtend uitriep: „Ik kan niet meer."

Want toen hij, na zijn veelbewogen en stormachtig leven, in ons midden tot een betrekkelijke rust gekomen was, en in zijn meergevorderde jaren de blijde vruchten hoopte te plukken, in zooveel zorgen gezaaid en besproeid, kwam Godshand tusschenbeide en bezocht hem, vóór nu ruim 3 jaren, met een wreede kwaal, die hem gefolterd heeft en verteerd, tot hij, na een nameloos, op voorbeeldig geduldige wijze verdragen, lijden, jl. Zondag-morgen kalm in den Heer ontsliep. Groot en verscheiden waren zijne gaven, maar hij heeft er met allen ijver mede gewoekerd. Met volle recht kunnen wij ons derhalve voorstellen, dat hij, voor Gods rechterstoel staande gezegd zal hebben : „Heer, vijf talenten hadt Gij mij toevertrouwd, zie, ik heb er vijf andere bij gewonnen"; en verder hopen en vertrouwen, dat de goede Meester, op zijn beurt, zal hebben gesproken: „welaan, goede en getrouwe knecht, ga binnen in de vreugde uws Heeren. -

Dat was de publicist; maar nu de mensch, de Echtgenoot, de Vader. Als eenvoudig en nederig mensch en Christen, heeft hij verborgen geleefd en gewerkt, geleefd voor God en de zijnen maar de kennis en omgang met anderen niet noodeloos gezocht. - Wat hij als Echtgenoot was, getuigt de peilloos diepe smart zijner trouwe en liefdevolle gade, getuigen de brandend heete tranen die zij op zijne asch vergiet. - En de Vader? Hier mag hij, zeker niet het minst, allen ten voorbeeld zijn. Den diepen godsdienstzin, die hem zelven vervulde, stortte hij zijn kinderen in het onbedorven en ontvankelijk hart over, en waar hunne gebreken zich vertoonden, bestuurde en bedwong hij ze grootendeels met den blik zijner oogen. Dat loonde hem God. Verscheidene zijner kinderen jubelen reeds als Engelen hierboven; een schier volwassen zoon leefde en stierf bijna als een heilige; een andere zoon heeft hem met voorbeeldige liefde en toewijding in zijne ziekte verzorgd en hem de oogen gesloten; zijn eenige dochter werd door Christus tot zijne Bruiden geroepen en door den vader wel met bloedend, doch fier en edelmoedig, hart aan den Meester afgestaan. En dan die andere lieveling zijns harten? Als knaap bijna als kind, mocht hij gaan waar God hem riep. Sinds bracht die veelbeminde zoon lange jaren tot geestelijke en wetenschappelijke vorming als Religieus in Syrië door, totdat hij, nu een groot jaar geleden, ter voltooiing zijner studiën, naar een meer naburig Rijk gezonden werd. Voorwaar een liefderijke beschikking van Gods vaderlijke voorzienigheid, want nu was het ouderlijke huis lichter bereikbaar. Toen dan ook de dood des vaders scheen te naderen, werd het den zoon vergund, na een tienjarige scheiding, naar diens ziek- en sterfbed te snellen. Maar het eerste wederzien moest ook het laatste op aarde zijn. Doch God las in beider hart; beiden waren tot het offer bereid, wat Hij den eene wel reeds geloond zal hebben en den andere ontwijfelbaar hier en hiernamaals zal vergelden.

Laat ons ten slotte de Gade met den Echtgenoot vereenigen en dan eindigen met een hoopvolle bede.

Ook in hare familie leeft en heerscht de godsvrucht. Hare zuster, behoort J. C. als Bruid, terwijl twee harer broeders in het verre Oost-Indië den wijngaard des Heeren besproeien met hun zweet. Ongetwijfeld zal zij de zwaarwichtige taak haars Echtgenoots met liefdevolle en krachtige hand overnemen om de nog overige kinderen tot God te geleiden en op te kweeken tot sieraden van Kerk en Maatschappij.

En nu de bede. - Dat de edelmoedige en voorbeeldig geduldige dienstknecht Gods reeds moge rusten en jubelen in Diens blijden en eeuwigen vrede, en de treurende Gade en kinderen in dienzelfden zoeten vrede mogen leven, getroost en gesterkt door 's Heeren barmhartige en almachtige genade.
R.LP.