vrijdag 30 juni 2017

familie-perikelen rond een huwelijksaanzoek

In de nalatenschap van mijn moeder, Maria Elisabeth Josephina van den Hoeven, en haar vader, Josephus Augustus van den Hoeven, trof ik een klein pakketje aan met brieven en kladjes van brieven. Het onderwerp van deze correspondentie uit 1902 was een aanzoek om met een oudtante, Dingena Maria van der Velden, te mogen verkeren. Mijn overgrootvader, Josephus Marcelis van der Velden, had het jaar daar voor op 67-jarige leeftijd zijn vrouw, Maria Goverdina van Rooijen, verloren en werd verzorgd door zijn dochter Dina (Dingena). Hij was erg van streek en kon maar geen beslissing nemen. Bovendien was openheid, zoals uit de correspondentie blijkt niet zijn sterkste kant. Omwille van de authenticiteit heb ik de tekst letterlijk, inclusief spellings- en grammaticafouten getranscribeerd.

Mijn overgrootvader betrok mijn grootouders in deze affaire, kennelijk omdat hij zich geen raad wist en omdat hij er vermoedelijk van uit ging, dat zijn andere dochter, mijn grootmoeder Elisabeth Hendrika van der Velden, een open oog zou hebben voor zijn situatie waarin het wegvallen van de verzorging door Dina weg zou vallen.

In de correspondentie is sprake van ene Sientje. Dit is Cecilia Catharina Dolné. Sientje is in 1907 - dus 5 jaar na de onderhavige affaire - op 40-jarige leeftijd getrouwd met de broer van Elisabeth en Dina, Gregorius, die toen 44 jaar en al 13 jaar weduwnaar was. Er zijn foto's bewaard gebleven, waarop Sientje en Dina samen op staan. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn, dat beide dames bevriend waren.

Document 1(in klad) van vader aan vrijer van zijn dochter
Mijnheer
Naar aanleiding van Uw aanzoek om met mijn dochter te mogen verkeeren en tot een huwelijk te komen, bericht ik U daarop alsnog geen beslissend antwoord te kunnen geven. Ik had u gezegd daarover minstens veertien dagen te willen denken, doch kan ik in dien tijd nog tot geen besluit komen en wel om de volgende redenen:
eerstens is het mijn plicht als vader zooveel in mijn vermogen is te zorgen voor welzijn en toekomst mijner kinderen. Zonder u te willen krenken moet ik U rondweg zeggen dat mij van Uw persoon positie, familie enz te weinig bekend is en kwam Uw aanzoek te onverwacht om zoo spoedig in dergelijke hoogst gewichtige aangelegenheid een beslissing te kunnen nemen en tweedens zou het heengaan mijner dochter zoo kort na het overlijden van mijn vrouw in mijn huis eene leegte achterlaten, die niet aan te vullen is en de zaak die wij hier tal van jaren dreven te niet zou moeten gaan ofwel in vreemde handen zou moeten geraken.
Deze redenen leiden mij er toe alsnog mijn toestemming te reserveren en zal ik deze aangelegenheid nog eens ernstig en rijpelijk moeten overwegen en nadere inlichtingen afwachten.
Inmiddels

Met alle achting
Uw dw dienaar
J.M van der Velden

Document 2 van vader aan zijn dochter Elisabeth en schoonzoon Joseph
Breda 20 Mei 1902
Geachte Kinderen
U zul wel opkijken dat Dingena gevraagd is door Piet S.... uit den Helder om met haar te verkeeren dat heef hij mij maandag ook gevraagd en daar ik nergens van weet kan u wel begrijpen hoe of ik dat droevig woord moest hooren
daar ik nu geheel van mijn stukken ben kan u best begrijpen ik heb hem ten antwoord gegegeven dat ik er eerst eens veerdage overdenke zal maar ik zal toch geen toestemming geven want het is jonge die ik niet ken en dan zoo leelijk mensch als dat ik niet weet hoe of Dingena daartoe over kan maar ik begrijp als dat Sien dat spelletje aan de gang heef gemaakt aan weerszijde wat op gedrongen
Ik begrijp het anders niet dan moet u weten het is een boekdrukker ja wat zal hij verdienen en zijn vader hoor ik sluiswagter en dus weet u zoo wat een en ander u zult van Dingena ook wel een brief ontvangen daarover maar u laat van mij niks weten maar shrijf haar als dat zij er in Gods naam van afziet want waar moet het na toe met zoo een mensh later armoede lijden en voor mij dan ben ik alles kwijt en voor haar geen vooruitzigt ik heb er den hele nagt al om leggen shreeuwen en bidden dat er toch maar niks van kom dan zij er maar van afziet ge moet het haar maar is goed op het hard drukken

Uw liefhebbende
Vader JM vd Velden
Ik ging maandag na de Mis maar ik dach als dat ik de Kerk uit moest zoo kreeg ik het op mijn zenuwe en beve of dat ik een zwae koorts had het is zoo droevig voor mij daar eerst moeder verloren hebt en nu zoon korten tijd de tweede slag moet overbrengen

Mogelijk kom ik van de week wel is overlopen als kan anders zondag

Dingena weet niets van deze brief af daarom heb ik hem met potlood geshreve

Document 3 van de vrijer aan de vader van zijn aanbedene
Helder, 2 Juni 1902
Aan den WelEd. Heer J.M. v.d. Velden

Geachte Heer v.d. Velden!

Bij dezen bericht ik Ued. De ontvangst van Uw schrijven, d.d. 28 mei j.l., welk schrijven voor mij minder aangenaam was.
Met betuiging mijner gevoelens van eerbied voor de redenen, welke er U toe noopten mij bedoeld schrijven toe te zenden, vermeen ik evenwel, in verband met de bijgevoegde medeeling, dat U deze aangelegenheid nog eens rijpelijk en ernstig zult overdenken, te mogen opmaken, dat ik mijn aan U gericht verzoek niet geheel en al als afwijzend behoef te beschouwen.
Daar, waar ge onder de bestaande omstandigheden een zo grooten steun aan Uwe dochter hebt, was het begrijpelijk dat ik, met eenige weken geleden mijn verzoek tot u te richten, een offer van U vergde.
Niemand meer dan uwe dochter zelve die zulks begreep; vandaar dat zij er niet toe kon besluiten, U omtrent mijn aanzoek in kennis te stellen.
Het laatste gedeelte van Uw schrijven als vraag beschouwende, n.l.: dat ge nadere inlichtingen afwacht, moet ik U, in verband met mijn positie meêdelen, dat het geenszins in mijn bedoeling lag om Uwe dochter in eene positie te betrekken, zooals dezelve nog op heden is. (Mijn salaris bedragt op heden f 600,- à f 650,- ‘s jaars).
Toen ik met Paschen l.l. mijn aanzoek tot Uw dochter richtte, bezat ik evenwel de wetenschap, dat mijn positie aanmerkelijk verbeterd zoude worden, en wel door mededeeling van mijn patroon, dat het plan bestond om mij mettertijd te belasten met het toezicht in een gedeelte der drukkerij, speciaal zetterij, en als gevolg daarvan mijn salaris aanmerkelijk verhoogd zoude worden. Zoolas ik echter reeds aan Uwe dochter te kennen gaf, bestaat er tusschen beloven en doen een groot verschil, reden, waarom ik dan ook als mijne mening te kennen gaf, het beter was te wachten met het maken van verdere plannen, tot den tijd waarop die verbetering zoude zijn ingetreden. Het nam evenwel niet weg, dat het mijn plicht was om U met mijn aanzoek tot Uw dochter in kennis te stellen en tevens om Uwe goedkeuring te vragen.
Dat het antwoord in Uw schrijven van 28 Mei jl. voor mij minder aangenaam moet zijn, is ook U waarschijnlijk begrijpelijk. Evenwel, ik reken op de toekomst, overtuigd als ik ben, dat alles ten goede beschikt zal worden.
Hopende, dat U mijne vrijheid, met de toezending van dit schrijven ten goede zult houden, en na betuiging mijner oprechte gevoelens van hoogachting, heb ik, na hartelijke groeten het genoegen te zijn,
Ued. Dn.
P. S.....
Helder, 2 juni 1902


Document 4 van vader aan zijn dochter Elisabeth en schoonzoon Joseph
Geachte kinderen
Hierbij zend ik den brief dien ik van den de week eindelijk onvangen heb van P S... hoe vind u die hij schrijf alleen over zijn positie maar nog genees over zijn ouders of familie ook niet over zijn patroon hoe of die heet hij is zeker bang dat ik er over invermeerre zal hij heef zeker den brief dien ik hem gezonden heb aan Sien gestuurt want zaterdag kwam er een briefkaart van Sien als dat Dina is bij der zoud komen want zij moest haar noodzakelijk spreken dus hij schrijf zeker maar aan Sien want hier kom geen brief of briefkaart aan de hele week geen stadsgezigt of votoos dus dat is zeker gedaan
als u haar soms shrijf dan moet u niet laten weete als dat ik den brief gestuurt heb niets van dat alles u moet den brief bewaren die krijg ik wel eens terug bij toeval als ik eens over komt u moet als goed begrijpen wat hij schrijf ik denk dat hij zoo maar een rondlooper is op de zetterij ik vrees dat hij niet meer goed kan zien om letters te zetten Dina heeft u zeker wel geantwoord op den brief die u gestuurd heb ik zie er niets van ik denk maar niet anders als dat hij maar een geluk zoeker is dat hij denk moeder is dood daar zal wel wat te hale zijn

Breda 6 juni 1902
uw liefhebbende vader J M vd Velden

ik shrijf maar met potlood met de pen gaat het niet best

Document 5 (in klad van Jos van den Hoeven aan Dina van der Velden)
Naar aanleiding van Uw brief ligt het op onze weg U eenige verklaringen te geven, om onze houding in de hangende kwesties duidelijk te maken.
Het liefst hadden wij van af den beginne en ook voor het vervolg een afwachtende houding aangenomen, doch werden door Vader’s komst naar hier, eenigszins in de zaak betrokken. Het is onze meening, dat in zoo teere kwesties als de keuze van man of vrouw een ieder ook al is het zuster of broer zijn eigen zienswijze moet volgen, tenzij zekerheid of gegronde twijfel mocht bestaan dat het een ongelukkige verbintenis zou worden, zoals het b.v. met Faas? het geval zou zijn geweest: dan moeten wij spreken. Wij hebben die gedragslijn o.a. ook gevolgd met George hoe graag wij hem een goede vrouw hadden toegewenscht en bestaat er voor ons geen reden om te Uwen opzichte van die gedragslijn af te wijken. Zoolang wij het bewijs niet hebben van het tegendeel moeten wij aannemen dat Uw keus een goede is en als de braafheid van Piet gepaard gaat aan degelijkheid en hij kan zich een goede positie verwerven. Welnu dan achten wij Uwe keuze natuurlijk voor U Zelve een gelukkige en zal alles heel goed terecht komen.

Dat Vader er niet mede is ingenomen is in zoover begrijpelijk dat hij gaat denken, wat er met hem zelve zal moeten gebeuren: hij leefde nu rustig en onbezorgd en verliest U niet gaarne dat is volgens onze meening in hoofdzaak de reden van zijn tegenkanting. We hebben tijdens zijn verblijf alhier heel wat met hem gepraat, hem opgebeurd, goeden raad gegeven: o.a. ook aangespoord met U eens openhartig over de zaak te praten, hoewel wij vooruit wel vreesden dat hij dit niet zou doen, hem verwezen naar den Pastoor voor het nemen van inlichtingen kortom, wij deden het mogelijke om de zaak flink behandeld te zien en tot een goed einde te komen.

Na onze gemoedelijke pogingen ook indirect in Uw belang gedaan vinden wij het minder aangenaam dat met Job (Joh?, jm) wel moet worden gepraat en den zin onzer woorden zeker niet is besproken zooals zulks hier geschiedde, want nog eens, wij kunnen ons niet tegen iets verklaren, dat wij niet voldoende kennen, zoomin als wij er ons in dat geval voor verklaren, wij willen duidelijkheid en daarom vooral raadden wij vader aan den Pastoor te gaan spreken, zoo goed als wij hem aanraadden inlichtingen omtrent positie familie enz. in te winnen en had Vader met U gepraat dan ware zulks veel eenvoudiger in zijn werk gegaan, daar Gij natuurlijk vrijwel op de hoogte zijt van alles wat P. regardeert.

Dat Vader zou weigeren hadden wij ook niet verwacht en ik geloof ook niet dat dit zijne bedoeling is anders hoefde hij geen toespeling maken op positie enz.: in elk geval hoe het ook zij, wij achten het allernoodzakelijkst dat die zaken thuis in goede harmonie worden bepraat, dat het wederzijdsch zwijgen ophoude en als wij U een goede raad zouden mogen geven dan is het die: praat met Vader te praten al heeft hij er niet veelo.. Dan komt ge verder dan kan er gehandeld worden, ook ten aanzien van de zaak als zulks niet overijld geschiedt. Ge moet niet gelooven, beste Dina dat al zijn wij een beetje terughoudend dat Uw geluk ons onverschillig is verre van daar, doch, en zeer terecht kan het ons en voornamelijk B niet onverschillig zijn hoe thuis alles moet geregeld worden en liet B dit in haar laatsten brief nog al duidelijk blijken; zij en daarop heeft zij meer ik recht wil in dergelijke zaken ook gekend zijn.
Laat ik hiermede eindigen en de hoop uitspreken dat alles geleidelijk in orde komt en wij spoedig een alleszins waarderend oordeel kunnen vormen over den uitverkorene Uws harten. Uwe opmerking, dat het om het even moet zijn of hij komt uit den Helder, dan wel uit eene andere plaats, mits het maar een goede is is zeer juist

Ontvang onzen hartelijken groet
Uw liefh br en zuster
Jos.

Tussen de vorige brief (document 5) en de volgende moet een brief - vermoedelijk op hoge poten - van Dina hebben gezeten. Deze ontbreekt helaas.

Document 6 (in klad van Jos van den Hoeven aan Dina van der Velden)
De eerste indruk dien wij kregen bij het lezen van Uw brief was, dat de een zoowel als de ander eens hartelijk moesten lachen en toch hoe ongepast was onze vroolijkheid, daar wij in de plaats verslagen en in zak en asch moesten zijn ons dermate Uw toorn op den hals te hebben gehaald. Maar ‘t is waar, we beginnen het nu zelve eindelijk in te zien, wij zijn niet wijzer en we gevoelen het elken dag al meer dat wij niet toerekenbaar, en in alles erg achterlijk zijn. Ik begrijp nog niet dat wij de stoutheid hadden over Uwe aangelegenheden onze meening te durven zeggen: ik zeg onze meening, want gelukkig zijn wij op dat punt beiden even dom, anders zouden er voor ons nog huiselijke onaangenaamheden achter kunnen schuilen uit kunnen voortvloeien, terwijl wij het nu in onze onnoozelheid wonderwel eens zijn. En dan U berichten te zenden die U later, na het raadplegen van verstandige raadgevers blijken, onbetrouwbaar te zijn. Neen - maar dat is te erg. Ge moet er U maar niet verder boos om maken en onze ongepaste uitlatingen Geen wonder, dat er daar in den Bosch een paar als stoute kinderen in een hoek moesten geduwd worden. Foei! Nog zoo onmondig zijn en toch al als grooten willen meepraten. Maak u nu maar niet meer boos op zoo’n onnoozele halzen, ze zijn Uw gramschap niet waard.
Ten slotte nog dit: al zijn wij niet geloofwaardig wil ik nog even Sientje op het tapijt brengen. Zoo goed als Vader hier bij den Pastoor kwam Vader hier met dat denkbeeld van den dag, doch hebben wij Sien te hoog staan om ons niet uit alle macht tegen dit idee te verzetten de Pastoor hadden wij U die insinuatie tegen Sien kunnen vertellen, doch hebben wij Sientje te hoog staan om iets dergelijks te vertellen en dit daardoor aan het advies van alle mogelijke verstandige langs personen van vertrouwen en verstandelijk ontwikkelder lui dan wij zijn Breda rond te bazuinen. Maar hola ik ga mij weer te buiten en mag zoo’n hoogen toon niet aanslaan.

De verkering (althans Dina is niet met Piet getrouwd) is niet doorgegaan. Dina trouwde op 42-jarige leeftijd met de 35-jarige weduwnaar Gerardus Vossen op 9 februari 1914. Gerard bracht een zoon en drie dochters mee. Zij kregen samen nog een dochter.


Geen opmerkingen: